dinsdag 26 juni 2018

Mijn boek 'Good Old & Still Young' in aantocht

Begin oktober 2018 verschijnt onderstaand boek bij het 125-jarig jubileum van mijn oude club.


zaterdag 24 maart 2018

NH-duin, onze provinciale achtertuin

Zaterdag 24 maart 2018, tussen twee en vier
klopt kleine bonte specht met lenteplezier
zijn hamertje-tik, onnavolgbaar snel

Wanneer wij langs wandelen, valt hij stil
alsof de timmerman zeggen wil:
"Kom binnen, trek maar aan de bel!"


























































dinsdag 20 maart 2018

Recensie ‘Het huis van de drenkelingen’

Ademloos lees ik de prachtig gebonden, handzame roman van Guillermo Rosales (1946-1993), uitgegeven door Atlas Contact. Een aangrijpende novelle in 136 bladzijden (groot lettertype) met een helder nawoord van Ivette Leyva Martínez.
Á-dem-loos, want het verhaal is angstaanjagend rauw, maar zeer indrukwekkend. In het opvanghuis voor psychiatrische gevallen ‘Boarding Home’ neemt de schrijver - onder pseudoniem William Figueras - zijn lezers in de ‘ik-vorm’ mee in een reis naar de donkerste uithoeken van het menselijk bestaan. Van het doeltreffende taalgebruik word je als lezer bepaald niet vrolijk. In eenvoudige, droge bewoordingen legt Figueras een leefwereld bloot vergelijkbaar met de hel, waarbij hij ook zijn eigen gedrag daarin niet schuwt weer te geven. Een wereld vol vernederingen, smerigheid, stank, verwaarlozing, fysiek geweld, misbruik en corrupte opzichters.

Het nawoord van Martínez begint met ‘Weinig Cubaanse schrijvers zijn zo’n toonbeeld van frustratie, genialiteit, kwellende ontevredenheid en waanzin als Guillermo Rosales. Hij stierf op 47-jarige leeftijd, arm, alleen en vergeten; hij vernietigde het grootste deel van zijn werk en publiceerde tijdens zijn leven slechts één - sterk autobiografisch getinte - korte roman, Boarding home’.

Rosales is een in Havana geboren schizofrene journalist en schrijver. Hij ontvlucht het regime van Fidel Castro en trekt zich terug in Miami (Florida), waar hij in ‘halfway houses’ terecht komt, vluchtplaatsen voor wanhopigen en hopelozen. Voor hij in 1993 in Miami zelfmoord pleegt, vernietigt hij het merendeel van zijn werk.

Zijn boek Boarding Home (in het Engels bekend als The Halfway House), is een danteske dimensie van het leven, allitereert Martínez. Deze unieke klassieker uit de Cubaanse literatuur laat vrijwel niemand onverschillig. Met meedogenloze precisie schetst Figueras een duivelse kring, waarin onfortuinlijken veroordeeld zijn tot het in eeuwigheid doorlopen van een mensonwaardig bestaan. Het is de getuigenis van zijn leven in de Verenigde Staten, dat zich afspeelt in boarding homes, afgewisseld met verblijven in psychiatrische inrichtingen, armoedige hotels en goedkope appartementen. Zeven jaren, getekend door hulpeloosheid, armoede en verval.

In Martínez’ nawoord lees ik dat Guillermo Rosales in zijn jeugd een onvermoeibare fantast was. Als volwassene veranderde dat in tragische ondoorzichtigheid. Boarding Home is een afspiegeling van zijn periode in een van de tehuizen waar hij woonde. Onzeker en ontevreden over zijn werk als schrijver beleeft Rosales het gelukkigste moment in zijn leven als hij op zijn veertigste erkenning krijgt. Octavio Paz kent hem in 1987 de ‘Premio Letras de Oro’ toe, ingesteld door de universiteit van Miami. Daarna raakt Guillermo Rosales in het isolement van vergetelheid en besluit hij een einde aan zijn leven te maken. 

Na zijn dood heeft het werk van Rosales niet veel erkenning gekregen. Mij lijkt dat ten onrechte, gezien de verschijning van zijn Boarding Home in VS, Canada, Engeland, Duitsland en Brazilië, de verfilming met Gael García Bernal in de hoofdrol én, in februari van dit jaar, de eerste druk in het Nederlands. 


‘Het huis van de drenkelingen’, uit het Spaans vertaald door Arie van der Wal, kan ik - ondanks de naargeestige aard van het onderwerp - door de literaire kwaliteit warm aanbevelen.

zondag 11 maart 2018

Dromen van snorkelen bij Zanzibar en game drive in Tanzania

                            Droomreis, 
                            in samenwerking met Simon,
                            van reisorganisator Travel Bird




Wanneer mijn lieve Erna veertig jaar trouwe dienst bij de gemeente Amsterdam achter haar rug heeft, vinden wij dat de hoogste tijd om het met een bijzondere reis te vieren. Vier decennia lang dag in dag uit pendelen tussen buitensteden/-dorpen en de hoofdstad mag zeer terecht worden beloond. Vooral omdat het altijd gepaard ging (en nog gaat) met een vrolijke stemming en plezier in haar werk. Voorheen per auto (Hilversum-Amsterdam), nu al jarenlang op de fiets van Limmen naar NS-station Heiloo, vervolgens met de trein naar Mokum. Een ongelooflijke prestatie, waarvoor ik mijn Chinese hoed (overgehouden aan pendelen door het Noord-Hollands duin met mijn becak) in een diepe buiging afneem.

Het wordt grandioos genieten voor ons, eilandfreaks en natuurgenieters die wij zijn. Snorkelen, game drives en vooral lachen en lekker eten in tropisch zonnige omstandigheden.
Zo'n feestje kan een stuk minder ...

De (foto)reportage vergt nog enig geduld. Deze wordt geplaatst als onze droomreis daadwerkelijk is gemaakt. Fantastisch vooruitzicht.

maandag 5 maart 2018

‘De Daf van mijn vader’-Thomas Vaessens

Ooit was ik een autoliefhebber, die zelfs de races met Carel Godin de Beaufort op het circuit van Zandvoort bezocht. Ik was lid van de JAC, Jeugd Automobiel Club. Het Dafje herinner ik mij al te goed, al lag daarbij verre van mijn voorkeur. Het ‘pientere pookje’ leverde niet de indruk van sportieve prestaties op de weg. Mijn optie - net m’n rijbewijs behaald - was de Simca 1000 van mijn vader, waarin ik stoer schakelend de motor aan de achterkant zoevend in vervoering bracht. De blits uithangen met vriendinnetjes, mijn pa moet het hebben geweten. Of niet …?

Mijn eerste eigen auto was een Citroën 2CV, naderhand gevolgd door een half dozijn van diezelfde Eendjes. Voor een Daf 600 haalden wij onze neus op. Vrouwenauto! Lelijke Eend en Volkswagen Kever, dát waren nog eens karretjes. Het kwetsbare Eendje met ‘deurknopschakeling’, grote bol in je hand, de Kever met stang uit de vloer: versnellen ging pittig, van 1 naar 2 naar 3 naar 4. Pienter pookje? Geen denken aan!

Als fervent lezer mag ik tegenwoordig eerder graag genieten van een goed boek dan mij op vier wielen over asfalt verplaatsen. Alliteraties en andere literaire aspecten spreken mij aan, het ‘pientere pookje’ vind ik daarom een mooi begrip. Hoogleraar letterkunde en schrijver Thomas Vaessens trekt dus mijn aandacht met zijn nieuwe boek over het indertijd door mij en mijn vrienden verfoeide vehikel.

Vaessens promoveerde op een proefschrift over de mentaliteit van het modernisme (over alliteraties gesproken). Zijn boek ‘De revanche van de roman (nog zo een) uit 2009 leidde tot veel debat in de Nederlandse media. In ‘De Daf van mijn vader’ beschrijft hij het naoorlogse Nederland aan de hand van het Nederlandse autootje met ‘pientere pookje’ dat daar in 1958 opeens was. Ook ik herinner mij dat wondertje van techniek en vindingrijkheid - ik was toen twaalf jaar - goed. Was deze variant van de iconische 2CV en VW Kever een auto voor Jan en alleman? Een auto om trots op te zijn? Niet echt, ondanks de verwoede pogingen van Hub van Doorne, de ondernemer die zich op z’n Amerikaans met Nederlands doorzettingsvermogen van smidszoon tot grootindustrieel, directeur van een miljoenenbedrijf opwerkte.

‘Truttenschudder’ kom ik als voor mij onbekende (helaas niet allitererende) betiteling voor de Variomatic tegen. Een spottende benaming. In de jaren 1980 is het merendeel van de Dafjes aan gort gereden in achteruitrijraces van de TROS, onder het bezielende commentaar van André van Duin. Dát herinner ik mij nog wel, al keek ik er weinig naar. 

Het boek van Thomas Vaessens komt op mij over als een ‘studieboek’, zoals ik die in het verleden vaak heb gelezen (bestudeerd). Zijn verhaal beschrijft een nieuwe kijk op de ‘sixties’, de revolutionaire jaren uit de vorige eeuw, waar ik goede herinneringen aan heb. In dat opzicht vind ik de geschiedenis over de ondernemingszin van Hub van Doorne, de ‘vader van de Daf’, zeker interessant. Mede omdat het over de ‘gewone man’ gaat, die zich opeens een auto kon veroorloven, over de sluiting van de Limburgse kolenmijnen met alle gevolgen voor de kompels van dien en over de komst van fabrieksarbeiders uit Marokko (land dat ik net heb bezocht).
Meest saillant vind ik het verhaal van de onderwijzerszoon die dacht in de Daf van zijn vader het provinciale milieu van zijn jeugd te ontvluchten. Een vluchtpoging in een autootje met simpele bediening. Ruim vooruitlopend op de zelfbesturende (robot)auto van de toekomst hoefde de Daf-Variomatic-chauffeur slechts te kiezen tussen vooruit of achteruit.

Als ik mag kiezen, herlees ik Vaessens’ boek niet. Ik blader het alleen nog een keer van voor naar achter en van achteren naar voren door, op zoek naar alliteraties, de literaire vorm die mij zeer aanspreekt. Hieronder een aantal - voor liefhebbers - met om te beginnen als eerste het begrip ‘pientere pookje’, dat terecht de nodige keren in het boek wordt herhaald.

romantische rebellenclub (blz. 7)
massamotorisering (blz. 8), massamaatschappij (blz. 8)
metafoor van moderniteit (blz. 9)
culturele connotaties (blz. 15)
accommoderende attitude (blz. 42)
modus van mobiliteit (blz. 66/67)
mannelijkheid en mobiliteit (blz. 91)
machismo van de mannelijke chauffeur (blz. 93)
marketingmiskleun (blz. 94)
multiculturele mijnstreek (blz. 145)
reële risico’s (blz. 212)
voorgoed verloren verleden (blz. 221)
voorgoed voorbije verleden (blz. 224)
sociale stijger (blz. 231)

NB. Ik noem de uitgave van Atlas Contact (235 blz.) een ‘studieboek’, mede omdat het degelijk is samengesteld met tien pagina’s verantwoording, 24 pagina’s bibliografie en een halve pagina illustratieverantwoording.


(recensie geschreven door Peter Samuel, Limmen)